Begrippen
Begrippen > Overige verbonden maatschappijen
De Nederlandse Taxonomie meldt het volgende over “deelnemingen in overige verbonden maatschappijen” bij een jaarrekening voor middelgrote ondernemingen:
“De kapitaalbelangen in rechtspersonen of vennootschappen, waarin invloed van betekenis op het beleid wordt uitgeoefend, met het doel ten dienste van de eigen werkzaamheid met die rechtspersoon langer dan een jaar verbonden te zijn”.
Hierbij wordt verwezen naar Artikel 361 Burgerlijk Wetboek Boek 2 (paragraaf 4) en naar de richtlijnen voor de jaarverslaggeving van RJ, hoofdstuk 214, alinea 603.
Dat laatste hoofdstuk gaat over de volgorde van posten in de balans van NV’s en BV’s zoals voorgeschreven in het Besluit modellen jaarrekening. De RJ meldt dat “Overige verbonden maatschappijen” zijn toegevoegd omdat genoemd besluit daarin nog niet voorziet.
De RJ noemt in haar opsomming van posten:
1. Deelnemingen in groepsmaatschappijen;
2. Deelnemingen in overige verbonden maatschappijen;
3. Vorderingen op groepsmaatschappijen;
4. Vorderingen op overige verbonden maatschappijen;
5. Andere deelnemingen;
6. Vorderingen op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen;
7. Overige effecten;
8. Overige vorderingen.
De onder 5 en 6 genoemde benamingen zijn afkomstig van het Model A Besluit modellen jaarrekening Het is ons niet duidelijk waarom verschillende benamingen gehanteerd worden (enerzijds “andere deelnemingen” en anderzijds “op participanten en op maatschappijen waarin wordt deelgenomen”). Daarnaast spreekt de Nederlandse Taxonomie weer van “Overige deelnemingen” i.p.v. andere deelnemingen.
Voor de duiding van “Overige verbonden maatschappijen verwijst de RJ naar het hiervoor genoemde artikel 361 BW2. En naar alinea 205 van genoemd hoofdstuk 214. In alinea 205 wordt een specificatie gegeven van “Buiten de groep staande verbonden maatschappijen”, te weten:
a. Niet tot de groep behorende moedermaatschappijen;
b. Niet tot de groep behorende dochtermaatschappijen van niet tot de groep behorende moedermaatschappijen;
c. Niet tot de groep behorende dochtermaatschappijen van groepsmaatschappijen;
d. niet tot de groep behorende eigen dochtermaatschappijen.
Wij vinden bovenstaande niet echt duidelijk, maar zijn dan ook geen deskundigen op dit gebied. Voorbeelden zijn dan ook welkom.
In de uitgave “Administratie van deelnemingen en consolidatie” (Noordhoff Uitgevers, 2e druk, H. Beckman en E. Rijswijk) wordt als indeling genoemd:
1. Deelneming in Groepsmaatschappijen;
2. Deelneming in Geassocieerde maatschappijen;
3. Overige deelnemingen.
Hier wordt dus naast groepsmaatschappijen en overige deelnemingen gesproken over geassocieerde deelnemingen waarbij, volgens betreffende uitgave, invloed van betekenis moet zijn. Met, net als bij een deelneming in een groepsmaatschappij, een verwijzing naar Artikel 389 Burgerlijk Wetboek Boek 2.
Betreffende uitgave meldt dat als de invloed van betekenis beslissend is er in de regel sprake is van een rechtstreekse of middellijke deelneming in een groepsmaatschappij. Als daarentegen wel sprake is van invloed van betekenis, maar zonder beslissende invloed dan zou sprake zijn van een geassocieerde deelneming.
Hiermee stellen we niet dan een overige verbonden maatschappij gelijk is aan een geassocieerde maatschappij. We zijn wel op zoek naar voorbeelden en eventueel extra uitleg om bovenstaande nader te duiden, dus zowel overige verbonden maatschappijen, als geassocieerde maatschappijen, als overeenkomsten en verschillen daartussen.